1 Samuel 17:1-54
David is in dit bijbelgedeelte nog een tiener waarschijnlijk. Hij wordt op weg gestuurd om zijn broers in het leger van koning Saul eten te brengen en te horen hoe het met hen gaat. Hij ziet daar dat de reus Goliat met God en het volk spot. Dit kan David niet verdragen. In zijn jeugdige enthousiasme stelt hij aan koning Saul voor dat hij de strijd zal aangaan met de reus. Zijn broer is woedend. Het hele leger is bang voor deze levende vechtmachine, maar zijn kleine broertje komt met grote verhalen dat hij de reus wel zal verslaan. Hij schaamt zich voor de overmoed van zijn broertje en is ook beledigd.
Toch gaat David de strijd aan. Saul geeft hem nog zijn wapenuitrusting. De wapenuitrusting in die tijd was zwaar en log. David was als schaapherder echter niet gewend een dergelijke uitrusting te dragen. Hij gaat alleen op de reus af met zijn slinger en steen en zijn hoop op God. Met zijn slinger verslaat hij de reus en het volk Israël krijgt zo de overwinning. Tegen alle verwachtingen in doet de jonge David wat niemand verwacht had: hij verslaat de reus die onverslaanbaar leek…
